6. aug, 2015

09. Ik deken


Ik loop blindelings een dal in,
val met neus en boom in een reuselhoop.
Bovenlangs smeekt de wind mijn benen,
de paden vallen in de wortels van het bos.

Het avondgebed is reeds gebeente.

Kriskras kruisen elkaar de vruchten
naar een nieuwe generatie,
vervallen tot humusrijke aarde en dit elke malen.

Van God los.

De seizoenen verdoen zich in het ritme van
dagen en nachten, zwak licht overheerst lang deze stilte.
Sneeuw breekt elke winter de sterrenbeelden open.

Ik deken aards zomergebladerte naar mij toe.


© Rudolf

Deel deze pagina