Noorwegen
de sleur aan kant
huis op wielen
en even geen buis
ik rij de nacht in
bijt
tandeloos in het stuur
tuur glazig naar witte lijnen
een grootse maan rood
breekt de nacht
in een halve sikkel
gloren volgt
met stralen goud
dat belooft
daghitte vooruit gesneld
de nachtboot
wacht
ik vlinder rap zijn buik binnen
de zon watert verdraagzaam onder
© Rudolf
ik slingerde mezelf richting
"de onwaarschijnlijkheid Hem"
binnen mijn blikveld verkasten
Lemmingen met potige pootjes
rap
naar de veilige overkant
halverwege;
het regende drie lange uren
steeds tien brandslangen
en het bleek geen oefening
niet te zien was ook maar één spuitgast
voor mij die middag geen biecht
want doorweekt
ik was
ik geraakte er niet
© Rudolf
van diep fjordenwater de kleur
de geur van vers gevangen last
uit zee gelicht door arendsogen
geland
met vleugelslagen zwaar
de geur van elanden in het woud
vol slecht bewandelbare stenen
waar uitglijders van halve zolen
een weinig galant ter aarde gaan
ongerepte en heldere bergmeren
vanwaar woeste stromen
linten
om machtig diep te watervallen
diergeritsel krachtig overstijgend
© Rudolf
windstil vriesweer
slechts een ijzig kraken
of neonstraten
in waar bleekgezichten
‘s winters vaag oplichten
het
slappe vel strak trekt
vingers tintelen door de kou
het doorregenen
dag in dag uit van poriën
onder een samengeplakte wolkenmassa
soort van slaapwandelen in een grijze zee
een zwaar water waaruit men niet meer ontwaakt
geen kranten
geen gezeur
gekakel
van saaie koppen
© Rudolf