.
Aldus,
verdiept in de bruisende ziel der mensen,
in hun grote werkhuizen,
in verstikkende lucht van beeldschermen en telefoons,
daar, ja,
daarzo werd een nieuwe term geboren,
zo was mij te horen gekomen,
zo werd mij verteld:
zelfmaaiend gras!
Nu blijft het wachten op een zelfplassend toilet.
© Rudolf
In de verte rennen de verguisde kuiten van deze herfst,
schreeuwen bloesems onder een broeikasdak,
dat ons allen in een wurggreep houdt.
Overmorgen wordt de winter een zwaar geval.
Dan staan wij blootsvoets in de sneeuw en redetwisten met elkaar,
rennen wij stil en beschaamd over ‘t hardijs van de nacht.
Over overmorgen wordt de winter een hard gelag.
Dan staan wij kraakhelder gekneveld in een korst van ijs,
met zwarte tenen en zwaar vergrendeld zal blijven de dagopening.
De zon en haar stralen zouden het licht niet vinden.
Dan valt de lente in langdurige sneeuw, die alles,
zelfs
de zomer die nadert, onherkenbaar maakt,
met daaronder het troostende zaad van de bedekte aarde.
Zon en maan zouden samen uit dansen gaan.
© Rudolf
Ik hoor mezelf zacht zuchten
door het rulle zand
van vier seizoenen,
langs een zee die roept.
Deze herfst heb je veelvuldig
op een deur geklopt,
troosteloos je zandloper gezocht,
in een leegte die naar
je wenkt.
Naar jou bleef ik verlangend verlangen,
omstrengeld in een hemels bed,
in een rozen kamer, waarbij je wijdbeens
de toon zet en tijd opnieuw begint te kloppen.
Ik voel mezelf koel zinken
in het zilte zilt
van
één van de seizoenen,
liefde briefde steeds tevergeefs.
© Rudolf